In 1912 verhuist hij van Amsterdam naar de Franse hoofdstad en woont er dan twee jaar. Hij begeeft zich al snel in artistieke kringen en ontwikkelt binnen korte tijd een eigen, hogelijk abstracte variant van het kubisme.
Tijdens een bezoek aan Nederland in de zomer van 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Dat verhindert Mondriaans terugkeer naar Parijs: de duur van de oorlog wacht hij af in Nederland. Maar zijn Parijse atelier houdt hij aan. Als hij in 1919 terugkeert heeft Parijs voor Mondriaan aanvankelijk een groot deel van haar charme verloren. Klassieke idealen voeren de boventoon boven abstracte experimenten en van de vooruitstrevende energie is weinig meer over. Het lijkt wel alsof de kunst niet meer zo hard vooruitgaat, maar zelfs achteruit.
Gedurende de oorlogsjaren heeft Mondriaan eigen werk en zijn kunsttheorie zich juist wél sterk ontwikkeld. Hij heeft in Laren zijn eerste abstracte schilderijen gemaakt. Kunst is voor hem richtinggevend in de ontwikkeling van een harmonieuze samenleving waarin tegendelen elkaar zouden moeten opheffen. Dát wil hij zichtbaar maken in zijn kunst.
Hij heeft zelf een duidelijk beeld voor ogen van hoe deze nieuwe kunst eruit zou moeten zien. Maar in Parijs is men niet klaar voor Mondriaans verregaande abstractie. Hij boekt in de stad dan ook weinig succes met zijn neoplastische werk, maar krijgt wel steeds meer erkenning andere landen. Desondanks blijft hij zijn geliefde Parijs trouw.
In 1938 wordt het door de internationale politieke ontwikkelingen te heet onder zijn voeten en vertrekt hij nog vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog naar Londen, van waaruit hij in 1940 naar New York zal vertrekken. Parijs ziet hij nooit meer.