Als Piet Mondriaan in 1914 vanuit zijn woonplaats Parijs Nederland bezoekt, breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Hij kan of wil niet terug naar Frankrijk en besluit in Nederland te blijven.
Hij verblijft eerst in Arnhem bij zijn vader en daarna een tijdje bij zijn broers in Amsterdam. Vervolgens strijkt hij voor enkele weken in Laren neer en vestigt zich daar na wat omzwervingen in januari 1915 opnieuw. Laren is een mondain dorp dat dan al lang naam heeft gemaakt als trekpleister voor kunstenaars. Ook Mondriaan heeft eerder al eens in de omgeving gewerkt.
Voor Mondriaan blijkt het een vruchtbare keuze om in Laren te gaan wonen: hij ziet er vrienden, leert nieuwe mensen kennen en zet heel belangrijke stappen in zijn werk. In de rust van het Gooi en het isolement van de oorlog gaat hij steeds verder in het abstraheren en hij maakt hier zijn eerste echt radicale abstracte compositie.
Om zichzelf te bedruipen en ook zijn studiohuur in Parijs te kunnen blijven betalen moet Mondriaan veel extra werk doen, zoals het maken van portretten en kopieën. Zijn avonden spendeert hij voornamelijk aan een nieuwe bezigheid: het schrijven aan artikelen over zijn werk, die uiteindelijk veelal gepubliceerd zullen worden in het tijdschrift De Stijl. Op 1 juni 1919 zegt hij zijn atelier en woonhuis in Laren op om weer terug naar Parijs te gaan. Hij zal nooit meer een voet op Nederlandse bodem zetten.