Uitgestrekte polders met slootjes, hier en daar een molen, een boerderij of een groep bomen, een kronkelende rivier die steeds nieuwe uitzichten biedt: voor Piet Mondriaan is de landelijke omgeving rondom Amsterdam een feest om in te werken.
In de stad heeft hij zich al laten zien als schilder van stadsgezichten, vaak met water, boten of fabrieken. Om de kost te verdienen maakt hij af en toe een portret of een bloemstilleven. Maar zijn échte interesse en talent, ontdekt hij, ligt bij het landschap.
Vanuit zijn atelierwoning in de hoofdstad trekt hij vanaf 1900 steeds vaker het buitengebied van Amsterdam in. Vooral de omgeving van de rivier het Gein heeft zijn belangstelling. In de periode 1905-1907 kiest hij zijn onderwerpen zelfs bijna uitsluitend aan het Gein.
Het gebied nodigt uit tot het eindeloos verkennen van vormen, van contouren van boerderijen en boomgroepen, van spiegelingen in het water, van schaduw- en lichtpartijen, van ruimte en vooral: van de mogelijkheden en beperkingen van zijn materiaal. Het leidt tot uitgebreide experimenten op doekjes die hij ter plekke maakt of die hij tot schilderijen, aquarellen en tekeningen uitwerkt in zijn atelier.