Hij is meteen verkocht. Bij het zien van mooie boerderijen of schuren roept hij uit dat hij er zeker eens ‘een ding’ - een kunstwerk - van gaat maken en neemt hij zich voor om terug te komen. En dat gebeurt. In januari 1904 verhuist hij naar het Brabantse Uden en laat hij zich voor zijn schilderijen en tekeningen veelvuldig inspireren door de boerderijen, interieurs, molens en koeien in de weide.
In de Brabantse boerderijen ontdekt hij het spel van lijnen, vlakken en verhoudingen dat hem interesseert. Achteraf gezien is het een voorbode voor wat hij gaat verkennen in zijn latere non-figuratieve kunst. Na een jaar op het Brabantse platteland is Mondriaan weer op adem en verlangt hij naar de stad. Op 27 januari 1905 is hij terug in Amsterdam.